Vragen gevolgen afschaffing melkquota


Indiendatum: apr. 2015

Toelichting

Op 1 april jl. is het melkquotum afgeschaft. Dit heeft verregaande gevolgen op diverse fronten. In een rapport van het Planbureau voor de Leefomgeving staan een aantal nadelige consequenties genoemd, die samengevat onderstaand worden weergegeven.

Toenemende mestproblematiek

Afschaffing van het melkquotum leidt tot een versnelde schaalvergroting en meer koeien. Meer koeien betekent meer mest. Zo moet de helft van de melkveebedrijven in Nederland mest afvoeren. Tot op heden wordt minder dan 1% van de rundveemest verwerkt. De toename van het mestoverschot op melkveebedrijven door uitbreiding na de afschaffing van het quotum zal daarom vooral in de akkerbouw worden afgezet en daar varkensdrijfmest verdringen. Die extra varkensmest moet ook worden verwerkt. De extra kosten daarvoor worden deels betaald door melkveehouders die hun mestverwerkingsplicht binnen een voorziening in de wet kunnen verkopen aan de varkenshouderij. Mestvergisting draagt niet bij aan oplossing van het mestoverschot, maar vergrootte het mestoverschot met 3 mln kg fosfaat, omdat er fosfaathoudende covergistingsmaterialen worden gebruikt en het restproduct van de vergisting als dierlijke mest wordt aangemerkt.

Gevolgen voor natuur, waterkwaliteit en milieu

Er zijn grote nadelige gevolgen voor de kwaliteit van de natuur waaronder de kwetsbare Natura 2000-gebieden, de biodiversiteit, de bodem- lucht en waterkwaliteit.

In ongeveer de helft van het Nederlandse wateren zijn de stikstof- en fosfaatconcentraties te hoog voor het bereiken van een goede ecologische toestand zoals die in 2027 moet zijn gerealiseerd volgens de eisen van de Kaderrichtlijn Water. De landbouw, vooral indirect via afspoeling uit landbouwgrond, is verantwoordelijk voor 60% van de oppervlaktewater belasting. Waarschijnlijk is meer dan helft afkomstig uit grasland.

Het grootste deel van de Nederlandse natuur op land en in water wordt te zwaar belast met stikstof, en wat betreft het water, ook met fosfaat. De belangrijkste bron van stikstofbelasting van de natuur op land is stikstofdepositie. Op 124 van de 168 Natura 2000-gebieden is de stikstofbelasting te hoog. Volgens de Natura2000 richtlijn moet de milieukwaliteit in deze gebieden op een zo redelijk mogelijke termijn voldoende zijn voor de instandhouding van natuurlijke vegetatie. Dit heeft het Nederlandse kabinet vertaald naar dat alle stikstofgevoelige natuur in 2032 in een goede staat is. De Nederlandse landbouw draagt circa 30 procent bij aan de depositie op de natuur, waarvan ongeveer de helft afkomstig uit de melkveehouderij. Daar waar uitbreidende bedrijven dicht bij natuur liggen zijn er risico’s dat de ammoniakdepositie toeneemt. Omdat de melkveebedrijven zelf beperkte mogelijkheden hebben om de ammoniakemissie te beperken zijn ze afhankelijk van emissiereductie in andere sectoren. Door de toenemende druk op de mestmarkt en de extra verwerkingsopgave voor varkensmest neemt mogelijk ook de fraudedruk toe. Momenteel zou 40 procent van de mest niet volgens de regels worden afgezet, en zijn er sterke aanwijzingen dat er in de meest veedichte regio boven de milieunorm wordt bemest (20-30%).

De landelijke populaties weidevogels (grutto, scholekster, kievit) liggen 40-60 procent onder het niveau van 1990. Intensief grasbeheer is daar debet aan en de schaalvergroting en verdere schaalvergroting en intensivering van de melkveehouderij vormen een groot gevaar voor de populatie bedreigde weidevogels.

Economische gevolgen

Op economisch gebied is de afschaffing van het melkquotum ook een risico voor melkveebedrijven. Alle melkveehouders krijgen te maken met meer variabele inkomsten door meer fluctuerende melkprijzen, en bij aanhoudende lage melkprijzen ook een risico op faillissement. De melkproductie stijgt niet alleen in Nederland, maar ook in andere lidstaten van de EU. De mogelijkheden om de productie te verhogen binnen de eisen van de gemeenschappelijk Europese milieu- en natuurrichtlijnen zijn in de grote oude lidstaten (Frankrijk, UK en BRD) en nieuwe lidstaten (Polen, Roemenië) veel groter dan in Nederland. Het ligt in de rede dat op de langere termijn het concurrentie voordeel van Nederland verdwijnt, en productie van bulkzuivel voor de wereldmarkt minder interessant wordt, aldus het Planbureau voor de Leefomgeving.

Dierenwelzijn

Er is een breed maatschappelijk en politiek draagvlak voor behoud van de weidegang omdat het bijdraagt aan dierenwelzijn en aan de kwaliteit van het landschap (weidegang is gedefinieerd als dat de koeien gedurende 6 maanden minstens zes uur per dag weiden). Weidegang verhoogt het koewelzijn ten opzicht van de klassieke ligboxenstal met harde betonnen vloeren en beperkte bewegingsvrijheid. Koeien krijgen daar sneller last van ontstekingen van o.a. klauwen en uiers. Vanwege afschaffing van het melkquotum en dientengevolge de schaalvergroting zal ook de weidegang van koeien afnemen, want behoud van weidegang is lastig voor melkveebedrijven die hun veestapel sterk uitbreiden en houden op één locatie zonder verwerving van extra grond. De omvang van de veestapel en de grootte van huiskavel (het grasland direct rond het bedrijf) maken het logistiek onmogelijk.

Vragen

  1. Welke mogelijkheden ziet het College om in Overijssel weidegang voor koeien te bevorderen en het dierenwelzijn te vergroten?

  2. Het Planbureau voor de Leefomgeving geeft aan dat, ondanks de PAS maatregelen, de stikstofdepositie op natuur te hoog blijft en dat daarom aanvullende maatregelen nodig zijn om te voldoen aan Natura 2000 eisen, vooral tijdelijk herstelbeheer en anti- verdrogingsmaatregelen. Welke mogelijkheden ziet het College, gezien de toenemende stikstofdepositie (vanwege de gevolgen van de afschaffing van het melkquotum) om de stikstofbelasting verder te laten dalen en welke extra maatregelen gaat u treffen om extra stikstofdepositie te voorkomen in relatie tot de schaalvergroting van de melkveehouderij in Overijssel?

  3. Welke maatregelen kunt en gaat u treffen om te voorkomen dat de veenweides verworden tot zeer intensief bemeste ‘groene woestijnen’ met enkel zeer eiwitrijk raaigras, maar met een rampzalige reductie de biodiversiteit? Welke mogelijkheden ziet u om hierbij samen te werken met Rijk en gemeenten?

  4. Welke maatregelen worden door het College genomen om de groei van de melkveehouderij te beperken, zodat er geen nadelige gevolgen ontstaan voor de natuur, biodiversiteit en de water en bodemkwaliteit? Welke mogelijkheden ziet u om hierbij samen te werken met Rijk en gemeenten?

  5. Bent u met ons van mening dat de afschaffing van het melkquotum en toename van de schaalvergroting ook nadelige regionale economische gevolgen voor agrariërs kan hebben en welke mogelijkheden ziet u om dit te beperken?

  6. Op welke wijze gaat u er bij het Rijk op aandringen om als Rijk, provincies en gemeenten in gezamenlijkheid in het algemeen adequate maatregelen te gaan treffen om de nadelige gevolgen van de afschaffing van het melkquotum aan te pakken en om welke maatregelen gaat het dan?

I.N.A. van Dijk

Fractievoorzitter Partij voor de Dieren

Provinciale Staten Overijssel

Indiendatum: apr. 2015
Antwoorddatum: 1 jan. 1970

Vraag 1

Welke mogelijkheden ziet het College om in Overijssel weidegang voor koeien te bevorderen en het dierenwelzijn te vergroten?

Antwoord

Wij zien geen mogelijkheden om dit specifiek voor de provincie Overijssel te bevorderen, omdat deze zaken worden geregeld via generiek Rijksbeleid en nationale wetgeving. De Wet verantwoorde groei melkveehouderij bepaalt dat bij Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) beperkingen moeten worden gesteld aan de mogelijkheid om grandioos te groeien. Op 29 maart heeft Staatssecretaris Dijksma de Tweede Kamer het ontwerp van de AMvB grondgebonden groei melkveehouderij aangeboden. In deze AmvB die in 2016 in werking treedt is geregeld dat de groei van de melkveehouderij tenminste gedeeltelijk grondgebonden plaatsvindt (Kamerstuk 33 979, nr. 73). Daarnaast is de sector zelf ook actief om de weidegang te stimuleren. In november 2014 hebben 63 partijen een 'Convenant Weidegang' ondertekend. Deze partijen, organisaties van melkveehouders en van zuivelondernemingen, de overheid, maatschappelijke organisaties (waaronder Milieudefensie), veevoerproducenten, banken, accountants, retail, onderzoek en onderwijs willen weidegang van melkkoeien te bevorderen. De bevoegdheden voor dierenwelzijn zijn voorbehouden aan met name de Europese Unie en het Rijk. Het welzijn van dieren wordt gewaarborgd middels onder andere de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren en de op deze wet gebaseerde regelgeving.

Vraag 2

Het Planbureau voor de Leefomgeving geeft aan dat, ondanks de PAS maatregelen, de stikstofdepositie op natuur te hoog blijft en dat daarom aanvullende maatregelen nodig zijn om te voldoen aan Natura 2000 eisen, vooral tijdelijk herstelbeheer en anti- verdrogingsmaatregelen. Welke mogelijkheden ziet het College, gezien de toenemende stikstofdepositie (vanwege de gevolgen van de afschaffing van het melkquotum) om de stikstofbelasting verder te laten dalen en welke extra maatregelen gaat u treffen om extra stikstofdepositie te voorkomen in relatie tot de schaalvergroting van de melkveehouderij in Overijssel?

Antwoord

Ruim 50% van de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden in Overijssel in 2015 komt uit de eigen provincie en wordt voor circa 8% veroorzaakt door verkeer en industrie en voor ruim 80% door landbouw. Circa de helft van de totale depositie in Overijssel is afkomstig van bronnen buiten onze provincie (1). De mogelijkheden om via provinciaal beleid te sturen op een verdere daling van de stikstofdepositie zijn daardoor in Overijssel beperkt. Het is veel effectiever om via een aanscherping van generiek Rijksbeleid te sturen op een verdere daling van de stikstofdepositie. In het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof is voorzien in een aanscherping van het generieke beleid. Staatssecretaris Dijksma heeft daarnaast ook een convenant met de landbouwsector afgesloten waarin generieke afspraken zijn gemaakt die landelijk leiden dit tot een vermindering van ammoniakemissies met 10 kTon. De PAS kent twee pijlers: maatregelen gericht op een verder daling van de stikstofdepositie en maatregelen gericht op herstel en beheer van de natuur. Beide zijn nodig om de Natura 2000 doelen te realiseren en tegelijkertijd ruimte te kunnen bieden aan economische ontwikkeling. Met de PAS wordt ook bij economische groei en de verwachte ontwikkeling van de melkveehouderij een daling van de stikstofdepositie bereikt. Er is gemiddeld voldoende ontwikkelingsruimte beschikbaar voor een economische groei van 2,5% en de verwachte ontwikkeling van de melkveehouderij. Tenslotte voorziet de Programmatische Aanpak Stikstof zelf ook in een programma van monitoring en bijsturing. In het geval dat uit monitoringsrapportages blijkt dat de doelstellingen van het programma in gevaar komen, kan de beschikbaarheid van ontwikkelingsruimte voor projecten en andere handelingen die lieden tot een toename van de stikstofdepositie op het betrokken Natura 2000-gebied tijdelijk worden beperkt (2).

(1) Grootschalige stikstofdepositie in Nederland, Herkomst en ontwikkeling in de tijd, Planburo voor de leefomgeving Den Haag, Bilthoven 2010

(2) Ontwerp Programma Aanpak Stikstof 2015-2021, Ministerie van Economische Zaken en Ministerie van Infrastructuur en Milieu, 10 januari 2015

Vraag 3

Welke maatregelen kunt en gaat u treffen om te voorkomen dat de veenweides verworden tot zeer intensief bemeste ‘groene woestijnen’ met enkel zeer eiwitrijk raaigras, maar met een rampzalige reductie de biodiversiteit? Welke mogelijkheden ziet u om hierbij samen te werken met Rijk en gemeenten?

Antwoord

We hebben geen generiek beleid dat ziet op maatregelen voor veenweidegebieden. In het provinciaal waterbeleid zijn wel maatregelen opgenomen om inklinking van dergelijke gebieden tegen te gaan en biodiversiteit te bevorderen. Ook andere vormen van provinciaal (stimulerings)beleid, zoals agrarisch natuur- en landschapsbeheer, dragen bij aan het realiseren van (internationale) biodiversiteitsdoelen. Hierbij spelen maatschappelijke organisaties een cruciale rol en daarom stemmen wij de realisatie en het beheer van het robuuste natuurnetwerk bestuurlijk af met deze organisaties in het platform Samen Werkt Beter (3).

(3) http://www.overijssel.nl/bestuur/samen-werkt-beter

Vraag 4

Welke maatregelen worden door het College genomen om de groei van de melkveehouderij te beperken, zodat er geen nadelige gevolgen ontstaan voor de natuur, biodiversiteit en de water en bodemkwaliteit? Welke mogelijkheden ziet u om hierbij samen te werken met Rijk en gemeenten?

Antwoord

Op grond van specifieke wetgeving werken wij aan behoud en versterking van natuurkwaliteit, biodiversiteit, water en bodemkwaliteit, zoals nader aangeduid bij de antwoorden op de vragen 2 en 3.

Vraag 5

Bent u met ons van mening dat de afschaffing van het melkquotum en toename van de schaalvergroting ook nadelige regionale economische gevolgen voor agrariërs kan hebben en welke mogelijkheden ziet u om dit te beperken?

Antwoord

Het is ons niet mogelijk hier in algemene zin op te antwoorden. Schaalvergroting is een proces dat zich al jarenlang voordoet. Waar het eventuele nadelige gevolgen voor de individuele agrarische onderneming betreft, is dit primair een bedrijfsaangelegenheid.

Vraag 6

Op welke wijze gaat u er bij het Rijk op aandringen om als Rijk, provincies en gemeenten in gezamenlijkheid in het algemeen adequate maatregelen te gaan treffen om de nadelige gevolgen van de afschaffing van het melkquotum aan te pakken en om welke maatregelen gaat het dan?

Antwoord

Zie ons antwoord op de vragen 1 t/m 5, wij overwegen geen acties en maatregelen naar aanleiding van de afschaffing van het melkquotum.

Gedeputeerde staten van Overijssel,

A.B. Bijleveld-Schouten - Commissaris van de Koning

Wij staan voor:

Interessant voor jou

Vragen over onveilige verkeerssituaties en bescherming leefgebied otters

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer