Bijdrage Perspec­tiefnota, Tussen­balans en Monitor


19 juli 2017

Voorzitter,

Door de volle breedte van de voorliggende onderwerpen, is het onmogelijk om in de beperkte tijd alles te bespreken – zo ik dat al zou willen. En dat is eigenlijk een voordeel, want dan kan ik dus maar beter mijn eigen selectie van onderwerpen maken. Voor de Partij voor de Dieren is die selectie relatief eenvoudige. Onze speerpunten zijn dieren, natuur en milieu. En het zal u dan ook niet verbazen dat dit precies de drie onderwerpen die ik vandaag aan de orde wil stellen. Concreter, ik wil het vandaag graag met u hebben over de veehouderij, de biodiversiteit en de uitstoot van broeikasgassen in onze provincie.

Eerst de veehouderij. Onze fractie heeft met grote belangstelling het hoofdstuk Natuur en landbouw in de tussenbalans gelezen. Maar het is moeilijk om te bepalen wat er uiteindelijk van te vinden. Er staan een aantal ware, belangrijke constateringen in het hoofdstuk. Maar het blijft onduidelijk welke consequenties het college verbindt aan die constateringen.

Ik zal dit toelichten. GS haalt in de tussenbalans veelvuldig andere partijen aan. In het hoofdstuk Natuur en landbouw zijn dit o.a. het Planbureau van de Leefomgeving, de Europese Commissie, de SER-commissie Nijpels, de Commissie Rosenthal en verschillende gesprekspartners van het provinciebestuur. En stuk voor stuk geven deze andere partijen aan dat er meer moet gebeuren op het gebied van de verduurzaming van de landbouw. Zo wordt in de tussenbalans aangehaald dat het Planbureau stelt dat de "opgaven voor natuur verdere stappen vragen, waaronder een verdere vermindering van de stikstofdepositie". Iets dat ik zeer eens ben met het Planbureau. De Europese Commissie is van mening dat – ik citeer uit de tussenbalans – de uitvoering van de vogel- en habitatrichtlijnen moet worden verbeterd. De SER-commissie Nijpels en de Commissie Rosenthal adviseren zeer nadrukkelijk dat een versnelling van de verduurzaming van de veehouderij hoogstnoodzakelijk is. Terwijl de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur adviseerde dat verduurzaming van het landelijk gebied met een betere balans natuur-landbouw tot de belangrijkste transities voor de komende periode behoort.

En ook de gesprekspartners van de provincie stellen – en wederom, ik citeer hier steeds uit de tussenbalans – dat het belangrijk is de verduurzaming van het landelijk gebied en de landbouw in een breder perspectief te plaatsen en te verbinden met de andere transities en ontwikkelingen. Zij vinden dat deze samenhang in de huidige provinciale aanpak onvoldoende aanwezig is.

Stuk voor stuk zijn dit constateringen en adviezen waar de Partij voor de Dieren het zeer mee eens is. Wat alleen niet duidelijk is, is of het college deze constateringen ook onderschrijft of dat dit slechts meningen van anderen zijn die worden aangehaald.

Tijdens de commissievergadering heb ik een vergelijkbare vraag gesteld. Dat betrof de volgende passage uit de tussenbalans: “Onze gesprekspartners geven aan dat het niet halen van de Europese nitraatrichtlijn vraagt om meer inzet in en samenhang tussen de verduurzaming van de landbouw, klimaatadaptatie, actief stikstofbeleid en het aanpassen van het watersysteem.” Ik heb toen aan gedeputeerde Boerman gevraagd of het college deze geciteerde mening van de gesprekspartners deelt. Waarop de gedeputeerde een volmondig JA antwoorde.

Mijn vraag aan het college is nu of dit volmondige JA ook van toepassing is op zojuist aangehaalde constateringen en adviezen van anderen in het hoofdstuk Natuur en landbouw?

Want als dit inderdaad het geval is – en dat neem ik aan - dan moet dit forse consequenties hebben voor het gevoerde beleid. Dan volstaat het niet om een vrijblijvende kwaliteitsimpuls Agro & Food op te stellen en de deur nog steeds open te houden voor grootschalige intensieve veehouderij. Dan moet de provincie die krachtige regierol nemen waar de Commissie Nijpels in het SER-advies voor pleit. En dan ben ik zeer benieuwd naar de strategie voor de verduurzaming van het landelijk gebied die in de laatste zin van het hoofdstuk door het college wordt aangekondigd. Graag hoor ik van het college op welke termijn wij deze strategie tegemoet kunnen zien.

En voorzitter, mijn collega’s in de Staten zou ik willen oproepen, Lees die adviezen die in de tussenbalans zijn aangehaald. Lees het SER-rapport van de commissie Nijpels, lees de adviezen van de Commissie Rosenthal, van de Raad voor de leefomgeving en infrastructuur en van het Planbureau van de Leefomgeving. Lees ze, en laat u overtuigen van de ernst van de situatie en van de noodzaak om de problemen versneld aan te pakken. De vee-industrie is onhoudbaar, voor zowel boeren als voor dieren, natuur en milieu.

Voorzitter, tot zover de veehouderij. Dan kom ik nu bij mijn tweede onderwerp, de biodiversiteit. Daarover kan ik kort zijn. Biodiversiteit komt in de tussenbalans niet aan de orde. Dat was even slikken, maar toen bedacht ik dat dit natuurlijk is omdat we binnenkort de Natuurvisie van het college krijgen. En het college kon natuurlijk niet weten dat juist afgelopen week in het nieuws zou komen hoe ernstig het wereldwijd is gesteld met de biodiversiteit. In de berichtgeving van deze week werd het de zesde uitstervingsgolf genoemd en ook een aangstaanjagende aanslag op de fundamenten van de menselijke beschaving. Zo erg is het. Uiteraard is dit een wereldwijde trend die we in Overijssel niet even gaan oplossen, maar onze fractie mist de urgentie van dit onderwerp wel in alle P&C stukken. Ik hoop meer van deze urgentie terug te zien in de Natuurvisie die we na de zomer gaan bespreken. Graag reactie hierop

Voorzitter, dan nu het klimaat. De Partij voor de Dieren is oprecht verheugd over de aankondiging van het college om onze klimaatdoelstellingen te gaan herformuleren in termen van CO2 reductie en begin volgend jaar een eerste rapportage uit te brengen over de ontwikkeling van CO2 emissies in Overijssel. Dat is een belangrijke wijziging waar wij blij mee zijn. Maar ik heb ook een vraag hierover. CO2 is een belangrijk broeikasgas, maar - zoals u wel bekend - is het niet het enige. Wel is het zo dat de uitstoot van andere broeikasgassen meestal wordt uitgedrukt in CO2 equivalenten en in die zin worden andere broeikasgassen vaak ook onder de noemer CO2 gebracht. Nu zou het een nogal suf zijn om – als we gaan rapporteren over broeikasgasemissie in het kader van klimaatdoelstellingen – ons te beperken tot een enkel broeikasgas, CO2. Ik neem dan ook aan dat het college voornemens is om te gaan rapporteren over alle belangrijke broeikasgassen en deze uit te drukken in CO2 equivalenten. Kan het college dit bevestigen?

Voorzitter, tot slot een punt dat ook al aan de orde is geweest in de commissievergadering. Dit betreft een van de Milieu en Energie indicatoren in de monitor. Ik ben blij dat hier een indicator is toegevoegd waarmee we de voortgang van het aandeel hernieuwbare energie kunnen monitoren. Daar heb ik bij het bespreken van het jaarverslag 2016 ook om gevraagd, en ik wist toen niet dat dit in februari al door het college was toegezegd.

Onze fractie is alleen nog niet blij met de manier waarop deze indicator momenteel wordt uitgevoerd. Om dit toe te lichtingen is het gemakkelijkst als de indicator even in beeld gebracht kan worden:

Dus ons verzoek aan GS is om streefwaarden vast te stellen voor het aandeel hernieuwbare energie voor de jaren 2018 tot en met 2022 en deze samen met de realisatiewaarden op te nemen in deze indicator. Ik snap dat het nog wel even ingewikkeld is om die streefwaarden te bepalen, maar het is zeker mogelijk en het is noodzakelijk. Want zonder tussenliggende streefwaarden kunnen we niet goed beoordelen of het aandeel hernieuwbare energie op schema ligt voor het behalen van de 2023 doelstelling. Graag de reactie van het college hierop, natuurlijk bij voorkeur in de vorm van een toezegging.

Dank u wel.

Interessant voor jou

Bijdrage Jaarverslag 2016

Lees verder

Toelichting motie Geitenstop

Lees verder

Help mee aan een betere wereld

    Word lid Doneer