Bijdrage bij Voornemen tot intrekking concessie IJssel-Vecht


8 juli 2020

Voorzitter,

Op 23 mei 2020 werd door Follow The Money bekend gemaakt dat Keolis fraude zou hebben gepleegd door het tekenen van side-letters met de busfabrikanten. In eerste instantie zouden side-letters zijn gevonden tussen Keolis en BYD over de levering van 259 ZE-bussen. Maar enige tijd later bleek dat het daar niet over ging, maar dat er onregelmatigheden waren gevonden rondom de circulariteit en levering van de buurtbussen van fabrikant GINAF.

In de brief van gisteren hebben GS ons geïnformeerd dat uit het bestaan van die sideletters volgt dat door Keolis in de aanbesteding afgelegde verklaringen op dat moment onjuist waren. En het college komt in die brief vervolgens tot de conclusie dat ze “op basis van de door en namens Keolis overgelegde stukken en advies van Pels Rijcken” tot het oordeel komen dat “het gewenst en verdedigbaar is om de verleende concessie in te trekken”.

Gewenst en verdedigbaar, in die woorden ligt de afweging die het college heeft moeten maken.

Voorzitter, dat dit oordeel verdedigbaar is, daarin ga ik mee met het college. Het advies van Pels Rijcken geeft voldoende argumenten om dit oordeel te kunnen verdedigen.

Maar, voorzitter, ik waag het erop om vraagtekens te plaatsen bij de wenselijkheid van dit oordeel.

Want er zit een andere kant aan dit oordeel en dat is het belang van de reizigers en het Openbaar Vervoer. En wij maken ons grote zorgen over de gevolgen van dit besluit voor de reizigers, voor de kwaliteit van het busvervoer dat we uiteindelijk zullen krijgen. In de vergadering van 3 juni heeft het college bij monde van gedeputeerde Boerman gezegd dat "het belang voor de reizigers en het OV in Overijssel wat het college betreft voorop staat". Maar, voorzitter, ik vraag me af of het belang van de reizigers en het OV in Overijssel bij dit besluit inderdaad voorop heeft gestaan.

Het college zegt er in haar brief dit over:

"Vanuit vervoerkundig oogpunt zijn er voor de reiziger aanzienlijke bezwaren verbonden aan intrekking van de concessie. Ook daarvan menen wij [het college] dat alles afwegend de gevolgen voor de reiziger niet van doorslaggevende betekenis kunnen zijn en dat het belang van integriteit van inschrijvers in openbare aanbestedingen zwaarder weegt."

    Voorzitter, voor mij is dit een cruciale alinea in de brief. Het college ziet weliswaar aanzienlijke bezwaren voor de reizigers – die zien dus wij ook – maar als ik dit goed begrijp zegt het college hier dat de gevolgen voor de reiziger niet van doorslaggevende betekenis kunnen zijn, omdat het belang van integriteit van inschrijvers in aanbestedingen altijd zwaarder weegt. Dat is iets anders dan dat het belang van de reiziger voorop staat.

    Voorzitter, ik weet, een beetje integer bestaat niet. Maar wat als het belang van de reiziger héél erg groot is en de niet-integere gedragingen van Keolis qua aard en qua omvang van de gevolgen eigenlijk maar beperkt zijn, is het dan toch zo dat de gevolgen voor de reiziger niet van doorslaggevende betekenis kunnen zijn, is het dan toch zo dat het belang van integriteit van inschrijvers in aanbestedingen altijd zwaarder weegt? Ik vraag het me af, en ik hoop dat het college hierop wil reageren.

    Want, voorzitter, de buurtbussen, het onderdeel van de concessie waarin de onregelmatigheden hebben plaatsgevonden, zijn - zoals ik het begrijp - slechts een klein deel van de concessie. Kan het college aangeven, liefst met een percentage, aangeven welk deel van de concessie dit betreft?

    En de onjuiste informatie die Keolis bij de aanbesteding heeft aangeleverd … Stel dat Keolis gewoon de waarheid had verteld rondom de circulariteit en levering van de buurtbussen, ik neem aan dat Keolis dan minder punten gehaald, maar is het niet zo dat ook in dat geval de concessie nog steeds naar Keolis was gegaan? Oftewel, is onjuiste informatie die Keolis heeft verstrekt wel van zodanige aard dat de concessie niet zou zijn verleend, indien we bekend waren geweest met deze onjuistheid? Graag een reactie hierop.

    Samenvattend, voorzitter, wij zijn van mening dat het belang van de reiziger in het besluit om de concessie wel of niet in te trekken, wel degelijk van doorslaggevend belang zou kunnen zijn en wellicht ook zou moeten zijn. En ik ga hierover graag in discussie met het college en met de collega’s.

    Ik dank u wel.

    Interessant voor jou

    Bijdrage Perspectiefnota 2021: reactie op voorstellen weidevogels

    Lees verder

    Bijdrage Interpellatie openstellen extern salderen en verleasen stikstofruimte

    Lees verder

    Help mee aan een betere wereld

        Word lid Doneer